Het vandaag officieel gepresenteerde boek Technisch Top bevat de gebundelde columns die journalist Ton van Doorn (1951-2012). schreef voor de Technologiekrant waarvan hij hoofdredacteur was. Hij beschrijft op aanstekelijke wijze zijn honderd favoriete uitvinders, technici wier bedenksels ons dagelijks leven ingrijpend hebben veranderd.
U treft in deze top honderd bekende namen aan zoals Thomas Edison (de gloeilamp), Nicola Tesla (de elektromotor) maar ook namen waarvan menigeen nog nooit zal hebben gehoord zoals Stephanie Kwolek (kevlar) en Gertrude Elion (een hele reeks geneesmiddelen) beide (niet toevallig) vrouw. De meeste uitvindingen met een moderne wetenschappelijke basis stammen uit de achttiende, negentiende en twintigste eeuw, en pas in die laatste eeuw kreeg de mensheid waardering voor het intellect van vrouwen. Maar er zitten ook uitvinders bij uit vroeger eeuwen zoals Pieter Jansz Liorne, (1561-1620) de uitvinder van het fluitschip, en Yi Xing (683- 727, het echappement). Dit is het onderdeel dat of de beweging van de slinger of onrust overbrengt op het tandrad en tevens de slinger of onrust in beweging houdt. Er zijn meer uitvinders die hebben gewerkt aan betrouwbare tijdmeting, misschien wel een van de belangrijkste voorwaarden voor technologische vooruitgang: Christiaan Huygens (slingeruurwerk), John Harrison (chronometer).
Dit boek is een verbazingwekkende kleine geschiedenis van de vooruitgang die beurtelings ontroert en tot vrolijkheid stemt.
Ton stierf aan kanker. De opbrengst van dit boek gaat naar KWF Kanker Bestrijding. Ton’s vrouw, Leonie van der Linden-van Doorn, overhandigde tijdens een korte ceremonie bij Soupalicious in Amsterdam het eerste exemplaar aan AnneMarieke Gottmer, fondsenwerver van KWF Kankerbestrijding.

AnneMarieke Gottmer, fondsenwerver voor KWF Kankerbestrijding, heeft het eerste exemplaar van Ton van Doorns posthuum verschenen boek, Technisch Top, in ontvangst genomen.
Te koop in de webshop van Veen Media, klik HIER
Over de schrijver:
Ton van Doorn (2 augustus 1951 – 20 juli 2012) was journalist en historicus. Hij publiceerde eerder Apocalyps Toen! – een geschiedenis van het jaar 1000 (uitgegeven in 1997 bij De Walburg Pers, Zutphen op initiatief van de Haarlemse Stichting Millennium) waarin hij een licht ironische vergelijking trok tussen de paniek die zich voltrok aan zowel de vooravond van de eerste als de tweede millenniumwisseling.
Zijn journalistieke carrière begon in 1980 bij Haarlems Dagblad. Vanaf 1991 werkte hij bij de Krant op Zondag die later werd voortgezet als HP/De Tijd op Zondag. Later werkte hij enkele jaren bij de huis-aan-huisbladendivisie van de Pers Combinatie.
Vanaf 1996 was hij bij de eindredacteur van het techniektijdschrift De Ingenieur waar hij regelmatig bijdragen voor schreef op het gebied van de geschiedenis en de filosofie der techniek.
In 2007 werd hij bij Veen Media hoofdredacteur van De Technologiekrant waarin hij de rubriek Uitvinders Top 100 schreef, gebaseerd op zijn persoonlijke voorkeur. Deze selectie treft u aan in dit boek.
Een voorproefje uit het boek:
Nummer 26: Gottlieb Daimler
Emile Jellinek verstuurde volgens zijn zoon telegrammen als stoomhamers: ‘Uw mestkar heeft zoals voorzien gefaald’; ‘uw auto is een pop en ik wil de vlinder hebben’; ‘is uw hoofdingenieur al afgeleefd?’ Jellinek was de Franse agent van Gottlieb Wilhelm Daimler (1834-1900), de man die alles wat voortbewoog wilde motoriseren: fietsen, boten, koetsen, trams en luchtballonnen.
Daimlers vader, een bakker in Schondorf bij Stuttgart, wilde dat hij wapensmid werd. Hoewel de gezel zijn meesterschap toonde door de fabricage van een dubbelloops geweer,, wilde hij zich verder in de techniek bekwamen en studeerde onder meer werktuigbouwkunde aan de Polytechnischen Schule in Stuttgart. Als werkplaatsinspecteur van het Bruderhaus, een weeshuis annex machinefabriek, leert hij in 1865 het technisch genie Wilhelm Maybach kennen. Het tweetal zou onafscheidelijk blijven samenwerken: Daimler als directeur en Maybach als de ‘hoofdingenieur’. In 1872 treden zij in dienst bij de gasmotorenfabriek Deutz, waar zij de viertaktmotor van Nikolaus Otto in serie gingen produceren. De Ottomotor, die op lichtgas liep, werkte alleen in de buurt van een installatie die de brandstof leverde. De opvliegende Daimler, die Otto niet kon luchten of zien, kreeg ruzie en begon een werkplaats voor de productie van een kleine benzineverbrandingsmotor. In 1885 zetten Daimler en Maybach een eencilindermotor met zeshonderd omwentelingen per minuut onder het zadel van een houten fiets met zijwieltjes, de eerste motorfiets. Daimlers zoon Paul haalde over een afstand van 3 km een gemiddelde snelheid van 12 km/h. Op een gegeven moment moest hij van de machine springen, omdat het zadel vlam vatte. Daimler vond het voertuig ‘uitstekend geschikt voor postbodes op het platteland’.
De verschillende voertuigen volgden elkaar nu snel op. In 1886 zetten de uitvinders hun motor in een boot, die Daimler verborg onder een keramisch deksel. Commercieel leek het Daimler niet verstandig te vertellen dat de brandstof van het schip benzine was, immers explosief. Hij noemde de aandrijving daarom olie-elektrisch en rustte de boot uit met kabels en isolatoren. Hetzelfde jaar kwam een paardenkoets aan de beurt, die met vier versnellingen een snelheid van 17,5 km/h haalde. Dit was de eerste auto op vier wielen. Daimler mag zich tevens de uitvinder noemen van de vrachtwagen, de benzinetram, het gemotoriseerde luchtschip, maar ook van de aanjager, koppeling en trommelrem.
De inmiddels opgerichte Daimler Motoren Gesellschaft bouwde in 1899 de eerste racewagen. Hier had Jellinek al enkele jaren om lopen zeuren, want hij wilde eigenlijk alleen auto’s afnemen die minimaal 40 km/h liepen. Bij aankomst in Nice omhelsde de handelsagent de wagen en noemde hem Mercedes naar zijn lievelingsdochter Maria de las Mercedes. Maximumsnelheid 58 km/h. Het merk Mercedes-Benz moet dus eigenlijk Daimler-Benz heten.